Dune 45

20 augustus 2018 - Sossusvlei, Namibië

Maandag 20 augustus

Gisteren was een dag van reizen, vandaag wordt een dag van actie. Om 6.20 moeten we klaarstaan voor vertrek naar Dune 45, We hoeven onze spullen nog niet op te ruimen. Dat komt later.

45 kilometer van de weg, en ook 45 kilometer van ons kamp, staat dune 45. Deze grote duin is een van de vele zandduinen van de Sossusvlei. De bedoeling is dat we deze duin gaan beklimmen en dat we, van bovenop de duin, de zonsopgang zien. We zijn niet de enigen. Dune 45 is een van de meest toeristische trekpleisters in Namibië. Op de parkeerplaats staan meerdere trucks en bussen. Een flinke menigte toeristen bestormt de duin, alhoewel het duidelijk geen hoogseizoen is hier.

De duin is 200 meter hoog en gaat met name het eerste stuk steil omhoog. Overal om mij heen hoor ik hijgende mensen en zo hier en daar zie ik ofwel een kind dat veel te enthousiast door het mulle zand naar boven rent ofwel een kind dat zeurt dat hij terug wil. Opvallend veel Nederlanders beklimmen de duin. De beklimming is zwaar. Naarmate je hoger op de duin komt, wordt het pad smaller en loop je allemaal achter elkaar. Ik kom terecht achter een man met grote voeten en  kan zo mooi in zijn voetafdrukken lopen, zodat het een beetje minder zwaar wordt.

We bereiken de top van Dune 45 en genieten van het uitzicht. Van de zonsopkomst zien we weinig omdat het erg bewolkt is. Sommige duinen zijn zelfs in wolken gehuld. Dit komt maar zelden voor. Het levert in ieder geval bijzondere foto’s op.

Soms zien we een waaghals via de steile kant van de duin naar beneden rennen. 200 meter, steil naar beneden? Ik neem de lange route wel weer terug. Als Marijn en ik weer met de afdaling bezig zijn, zien we achter ons een waaghals onderuit gaan. Aan het felgroene t-shirt dat onder een blauwe vest uit komt zie ik dat het Stephan is. Chris komt er achteraan. Hij gaat niet onderuit. Onderaan de duin rennen ze terug naar de truck en gaat Stephan nog een keer onderuit. Bert waagt het er niet op om zich 200 meter naar beneden te laten storten en komt achter Marijn en mij aan.

Als we weer terug zijn bij de truck staat er een ontbijtje voor ons klaar. Dit keer met hardgekookte eieren, gebakken tomaten en bonen in tomatensaus. Na het ontbijt rijden we een stukje verder, waar we overstappen op een grote kar die getrokken wordt door een tractor. We worden een stuk de sossusvlei in gereden. Bij de duin ‘Big Daddy’ worden we eruit gezet. Hier kunnen we op eigen gelegenheid rondwandelen. Voor de echte fanatiekelingen behoort het beklimmen van de Big Daddy ook tot de mogelijkheden. We lopen eerst een stuk langs de duin. Chris en Stephan gaan dan, via de steile kant, de duin op. Als ze boven zijn blijven ze een hele tijd samen op de top van de duin zitten, maar uiteindelijk rennen ze weer naar beneden.

Bert, Marijn en ik lopen de duin voorbij en komen uit bij de Dodevlei. Dit zijn stukken land, verspreid tussen de Sossusvlei, waarop zich bomen bevinden die al vele honderden jaren dood zijn. De grond is verkalkt. Dit is zo gekomen doordat het water, wat er ooit stroomde, van richting veranderde en de bomen te  oud waren om hun wortels zodanig in richting aan te passen dat ze het water konden volgen. Het ziet er onwerkelijk uit, als een scène in een science fiction film.

Met een four wheel drive worden we weer terug naar de truck gebracht. Zodra we compleet zijn, rijden te terug naar het kamp. Daar kunnen we ons nog even opfrissen, de spullen inpakken en de tent afbreken. We lunchen op het kamp.

We moeten weer door naar de volgende bestemming. Ruim honderd kilometer verder naar het noorden. We stoppen eerst even bij een tankstation. Terwijl er getankt wordt kunnen wij water en lekkers inslaan voor de reis.

Laat in de middag komen we aan bij ons kamp. Dit is echt in the middle of nowhere! Midden in de woestijn, zonder elektriciteit bij de kampeerplekken. We zetten onze tenten weer op en gaan vervolgens met de eigenaar van het kamp (gemakshalve noemen we hem Boesman) mee in zijn safari auto de woestijn in. Hij vertelt on enthousiast over hoe ze onlangs met veel moeite een bron hebben geslagen en dat ze nu, vanuit een diepte van 225 meter een klein straaltje water hebben. ‘s Nachts staat de pomp aan, overdag verwarmt de zon het water. Hij vertelt ons ook over hoe te overleven in de woestijn en wat je moet doen als je in de woestijn zou verdwalen. Tot slot vertelt hij ons over de Bosjesmannen, het enige volk dat in de woestijn kon overleven. 150 cm hoog, geel van kleur en zonder enige vorm van bezit leefden ze als beesten. Overigens zijn ze in 1918 uitgestorven. Niet omdat ze de woestijn niet meer aankonden, maar omdat “gewone” mensen, waaronder de Nederlanders die zich in deze contreien hadden gevestigd, op ze jaagden. Daar had je dan trouwens wel een vergunning voor nodig. Aan het einde van de rondleiding door de woestijn en de boeiende verhalen zien we een prachtige zonsondergang.

‘s Avonds eten we met z’n allen op het kamp. Dit keer zijn er lamskoteletjes voor ons gebakken. Chris, Stephan en Marijn worden na afloop van het eten flink aan het werk gezet door de gids. Ze moeten mee afwassen en koffie en thee zetten. Voor hen wordt er weer warme chocolademelk gemaakt. Chris kondigt zelfs aan: “There’s hot chocolat for everybody”.

Bij het kamp is ook een bar. Vóór de bar is een kleine waterpoel waar ‘s avonds wel eens wild komt drinken. Volgens eigenaar Boesman waren er gisteravond rond 11 uur wel 200 zebra’s, gemsbokken en hyena’s. En als er van dat soort wild is, zijn er ook cheetahs in de buurt. Voor ons dus een goede reden om een fles wijn te bestellen in de bar en met een groepje reisgenoten te gaan kaarten. Maar als er om 10 uur nog geen wild bij de waterpoel is en de wijn erin hakt, gaat iedereen toch maar naar zijn tent. Ook tijdens de nachtelijke toiletbezoekjes heeft niemand wild gezien.